Vrijstelling pensioenaanspraak | b. voordelen bestaande uit aanspraken die berusten op een pensioenregeling en leiden tot als loon aan te merken pensioentermijnen of die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend bestaan uit rechten op belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen; c. voordelen bestaande uit aanspraken op een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigenof op een bedrijfsbeëindigingsvergoeding van een door een of meer van Onze Ministers opgerichte stichting ter bevordering van de ontwikkeling en van de sanering binnen het bedrijfsleven, voorzover die aanspraken bestaan uit rechten op belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen en uitsluitend zijn toegekend ter zake van de beëindiging van de onderneming; d. voordelen bestaande uit uitkeringen en aanspraken op uitkeringen op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen; e. voordelen op grond van een buitenlandse regeling die naar aard en strekking overeenkomt met een regeling als bedoeld in de onderdelen c en d; f. uitkeringen uit een stakingskas; g. een door Onze Minister na overleg met Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie bij ministeriële regeling te bepalen deel, daaronder mede begrepen het geheel, van de voordelen ingevolge bij deze ministeriële regeling aangewezen regelingen ten behoeve van de ontwikkeling en instandhouding van bos en natuur alsmede aangewezen overeenkomsten die vooruitlopen op die regelingen; h. voordelen die op de voet van artikel 32ab, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 als eindheffingsbestanddeel in aanmerking zijn genomen, mits de belastingplichtige de aldaar bedoelde schriftelijke mededeling in zijn administratie bewaart; i. voordelen die worden genoten op grond van door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Infrastructuur en Milieu bij ministeriële regeling aan te wijzen mobiliteitsprojecten die worden gehouden in het kader van het project Anders betalen voor mobiliteit of die worden gehouden in het kader van het programma Beter Benutten, en j. voordelen die worden genoten op grond van artikel 23 van de Wet op de jeugdzorg. 2 Op de voordelen bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, en de voordelen op grond van een buitenlandse regeling die naar aard en strekking overeenkomt met een regeling als bedoeld in dat onderdeel, is artikel 2.14, eerste lid , niet van toepassing. |